Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Daarom ging Daniel in tot Arioch, dien de koning gesteld had om de wijzen van Babel om te brengen; hij ging henen en zeide aldus tot hem: [67]Breng de wijzen van Babel niet om, [maar] breng mij in voor den koning, en ik zal den koning [68]de uitlegging te kennen geven. 67. Daniels mening is dat de wijzen geenszins daarmede den dood verdiend hadden, omdat zij den koning den droom niet zeggen of uitleggen konden. Maar hij verschoont hen daarin niet, dat zij tovenaars, enz waren, en te dien aanzien waardig waren aan het leven gestraft te worden; de koning integendeel liet hun ambt goed blijven, en hij strafte hen omdat zij het niet ter deeg konden, naar zijne gedachte. 68. Den droom en de uitlegging van den droom, want zulks verzocht de koning.